maandag 13 augustus 2012

Pas op bij verhuur aan huurder met minderjarige kinderen

Huurder heeft bij verhuur van een woning via de Leegstandwet in beginsel geen recht op huurbescherming.

Verhuurder kan de huurovereenkomst opzeggen met een opzegtermijn van drie maanden (dit geldt niet als de huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd; verhuurder kan dan alleen opzeggen tegen het einde van de bepaalde tijd). Bij de opzegging hoeft verhuurder geen opzeggrond te vermelden.

Begin 2011 heeft Rechtbank Haarlem geoordeeld dat de huurovereenkomst Leegstandwet niet zo maar kan worden opgezegd als het gaat om een gezin met minderjarige kinderen.

In deze zaak www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BP1886 heeft verhuurder de huurovereenkomst Leegstandwet opgezegd. Huurder weigert te vertrekken uit de woning en beroept zich op artikel 8 EVRM, eerbiediging van haar gezinsleven en haar huis. Ze heeft er alles aan gedaan om andere woonruimte te vinden, maar tot op heden is dit niet gelukt. Bij familie kan ze ook niet terecht.

De vraag die aan de rechter werd voorgelegd is in hoeverre het beroep op artikel 8 EVRM – een ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privĂ©leven, zijn gezinsleven, zijn huis- kans van slagen heeft.

In 1987 is door de Hoge Raad geoordeeld dat een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer moet worden aanvaard dat naar zijn inhoud mede wordt bepaald door artikel 8 EVRM, waarvan moet worden aangenomen dat het ook werking heeft tussen burgers onderling.

In dit geval ging het om een rechtsverhouding tussen een particulier en een woningbouwstichting.

De kantonrechter dient in dit geval de wederzijdse belangen van partijen af te wegen. De afweging die hierbij gemaakt dient te worden is of de opzegging van de huurovereenkomst redelijkerwijs noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken, en of deze proportioneel is in verhouding met het te bereiken doel.

De kantonrechter is in deze zaak van mening dat de gevraagde voorziening redelijkerwijs noodzakelijk is om het door haar beoogde doel te bereiken, maar dat deze desondanks niet proportioneel is in verhouding met het te bereiken doel. De gevraagde voorziening kan slechts worden toegewezen onder de voorwaarde dat de woningbouwstichting (tijdelijke) vervangende woonruimte dan wel opvang biedt.

Bij verhuur aan een gezin met minderjarige kinderen dient verhuurder dus rekening te houden met de mogelijkheid dat huurder een beroep doet op artikel 8 EVRM als huurder geen ander onderdak kan krijgen. Er is te weinig jurisprudentie om te kunnen stellen dat een beroep op artikel 8 EVRM altijd stand houdt.


- Posted by Pascal de Roo -

Geen opmerkingen:

Een reactie posten